Cahier 17
Auteur: E.L. van 't Foort
Jaar: 1992
Aantal blz.: 80
ISBN nr: 9060479645
* UITVERKOCHT *
Ambtelijke zorg aan motorisch gehandicapten en hun omgeving
Het schilderij 'De kreupelen' van Pieter Bruegel de Oude laat ons vijf misvormde mensen zien, die na afloop van een gesprek uit elkaar lijken te gaan. Het lukte Bruegel om meesterschap te combineren met een scherp, soms wat bitter inzicht in de nietigheid en de hulpeloosheid van de mens en de tragiek van het leven. Bruegels gestalten zijn daarom tegelijk typeringen van de mens in het algemeen.
De mensen die hij ziet zijn niet mooi. Hij ziet hun ellende. Daarachter ziet hij ook de mensen elkaar kwaad doen. De vossestaarten op de ruggen van de kreupelen zijn namelijk met schande en schaamte beladen symbolen, die door de melaatsen werden gedragen tijdens hun processies op de maandag na Driekoningen en tijdens Carnaval. Zo leert dit schilderij ons veel over de houding van de gezonde mensen jegens hun invalide medemens. Vroeger en nu.
De motorisch gehandicapte man of vrouw is altijd zoveel mogelijk naar de rand van de samenleving gedrongen. Want de mens wil niet met ellende geconfronteerd worden. Deze isolering van alles wat gebrekkig en mismaakt is, deze onbarmhartigheid, wordt daarna door de (nog) gezonde mensen vaak gecompenseerd door liefdadigheid. Daarbij gaat het dan niet om een hartelijke bewogenheid met de naaste, maar om eigen eer te strelen of om eigen angst af te kopen. De neerbuigende hulpverlener ziet de gehandicapte niet als zijn naaste. Maar hij geeft hulp omdat hij dat voor zichzelf nodig heeft. Dat komt ook uit in de zestiende eeuwse tekst achterop het schilderij: "(k)rueplen, hooch, dat u nering betern moeg" (kreupele mensen, kom toch overeind, om jullie bestaansmogelijkheden te verbeteren). Deze zin zou ook in het vaandel van de latere revalidatie geschreven kunnen worden. De revalidatie heeft de eenzaamheid van de motorisch gehandicapte ook niet kunnen opheffen. Hetzelfde geldt voor de professionele hulpverlening van onze dagen.
Gelukkig dat de kerk er dan is. Daar is de echte christelijke liefde en bewogenheid te vinden, die de motorisch gehandicapte geborgenheid biedt en hem als volwaardig kind van God ontvangt. Daar is respect en waardering voor elkaar. Wanneer de gehandicapte deze gemeenschap in Christus niet vindt in de Kerk, dan is hij dubbel gehandicapt. Het mag niet voorkomen dat kinderen van de Kerk te weinig aandacht en hulp bieden aan hun gehandicapte broeders en zusters.
Vanuit deze gedachte is dit boek geschreven